dinsdag 22 april 2014

een kerstverhaal, zeggen ze...

De vos en de rammelaar.

Eind april. Een vossemoeder zit in zak en as. Haar treuren affecteert haar overgebleven jongen die zich nu al een tijd afvragen wat de melk zo zuur maakt. Hun moeder was niet altijd zo, moet je weten. Twee weken voordien was ze nog perfect gelukkig, conform alle criteria opgesteld bij de recentste milieuverordeningen. Ze had zich zelfs vrijwillig weten te houden aan de controversiële kleinwildquota die haar aan het begin van het nieuwe seizoen waren opgelegd door de vriendelijke boswachter. En dat zegt genoeg.
Maar nu... Het was nochtans niet haar eerste die ze verloren had. Maar nooit op die manier. Van een vos mag je alles verwachten, maar voor ze ook hun laatste greintje fatsoen op die manier vrijgeven, moet het al ver gekomen zijn.
Ohja, ik zal u allen hier aanwezig niet langer in spanning laten. Om deze complexe situatie verder ontknoopt te krijgen moet ik minstens enkele maanden teruggaan.

In de winter van 1862, toen het in feite net zomer was geworden aan de andere kant van de evenaar, besliste een willekeurige Oostenrijkse gemsenspotter dat de tijd was gekomen om zijn talloze marmottenstrikken er op na te zien. Niet dat marmot zo lekker is. Want hoewel sommige mensen alles zouden binnenspelen, en hoewel de winter lang, de nachten koud en de magen over het algemeen nogal leeg waren, ving men geen marmotten voor orale consumptie. Het was trouwens niet overal winter op dat moment. Nee kijk, deze olijke Oostenrijker was een nazaat van de oprichter van het legendarische pelslabel Mormel, dat voor zijn exclusieve pelshandschoenen enkel de beste marmottenpelsen wou. En iedereen kan wel inzien dat die pelsen het best worden geoogst wanneer de haren langst staan.

Naadloos daarbij aansluitend kan men stellen dat de kerstman, die een groot liefhebber is van  marmothandschoenen, om welbekende redenen en niet alleen het sadistisch genoegen dat die dingen die dan rond je vingers zitten ooit levend waren, zich zichtbaar begon op te winden. Over de rest van het jaar had de beste man een rustig leven, maar de periode die er echt toe deed zat in nauwe schoentjes voor wat tijdsmarge betreft. Samen met het verhoogde melatoninegehalte door de lagere stand van de  zon was de kerstperiode het meest beschadigend voor ‘s mans gezondheid. Zijn rendieren daarentegen waren door het dolle heen, want zo zijn rendieren nu eenmaal.

Terwijl het in het hoge noorden, waar de Lappen en de Saamen in elkaar overlopen, de kerstman zijn kachel vuurrood stookte, ondervond in de hoge Oostenrijkse Alpen een onverschillige pelsenplukker dat het in hoog Midden-Europa ook best koud kon zijn in de winter. Als uitvalsbasis voor zijn winteroogst gebruikte misschien-Fritz een verlaten Jagershut gelegen op een kleine twee uur slenteren van het dorp Alpenblick. Vanaf die hut volgde misschien-Fritz een oude smokkelroute die tussen overgroeide dalen van berghut, naar schapenstal en nog veel primitiever liep. 
De route dateerde uit een tijd dat de streek een geliefkoosde doorsteek betekende voor tal van economische belangengroepen. De vallei waarin de route zich als een razende langs zijn hoogtelijnen slingerde was dermate geschikt dat ze uiteindelijk tot in de finale geraakte van de verkiezing tot beste smokkelroute. Waarom er precies gesmokkeld werd in die periode is nooit echt duidelijk geworden en behoort nu tot de geschiedenis. Maar men kan wel veronderstellen dat ook dan de absurde vraag- en aanbodstrategie de mensen aanzette tot het meest ongelooflijke gedrag zonder dat ze daar zelf al te veel bij stilstonden.
Meer nog het smokkelen was een hele tijd immens populair. Zo populair dat ongesmokkelde handelswaar van de markt werd geconcurreerd en dat vrije handel zelfs niet meer werd vernoemd bij de politieke onderhandelingen van de kantonraad. Die tijd lag evenwel ver weggestopt in het collectieve geheugen en was voor misschien- Fritz tot niet meer dan een leuke anekdote herleid.

Dagen en nachten aan een stuk was de angstige moer wakker gebleven in de hoop haar verloren zoon weer in haar hol te mogen verwelkomen. Dagen en nachten had ze vergeefs op hem gewacht.
Dagen en nachten was hij eenvoudigweg niet opgedaagd!
Ten einde raad had ze zich dan uiteindelijk tot
de vriendelijke boswachter gewend in de hoop dat hij meer wist over het ongelukkige verdwijnen. De boswachter bleek ook dit keer niet echt zo vriendelijk en vroeg zich eerst af of hij de rosse wel moest helpen. Of het niet weer een list was. Dagen en nachten aaneen had hij voet bij stuk gehouden tot het moedertje zich genoodzaakt zag de publieke opinie in te zetten en uiteindelijk moest de rede het afleggen tegen een overrompeling aan voetafdrukken. De niet-zo-vriendelijke boswachter gaf toe en ging over tot het controleren van de camerabeelden die in die bewuste periode gemaakt waren. Destijds was dat natuurlijk nog de enige afdoende zoekmethode, want lang niet alle dieren waren toen al voorzien van traceerapparatuur.
Nu ja, eerlijk toegegeven was dat ook niet de enige reden dat het arsenaal aan vaste camera’s er was gekomen. Onder hevig protest van de omwonenden was de bosfabriek indertijd begonnen met het installeren van camera’s om de stijgende vraag naar natuurdocumentaires bij te benen. Uit het continue opgeslagen beeldmateriaal selecteerde de boswachter dan de meest sensationele beelden en die werden voornamelijk gebruikt in natuurdocumentaires en bij nieuwsverslagen als voorbeeld, als de verstedelijkte zich weer niet meer kon voorstellen hoe natuur er uitzag.
Na een dag beelden bekijken en tussendoor in slaap sukkelen was de nu vermoeide boswachter er niet veel wijzer op geworden. Buiten dan af en toe een slecht weggestopte vossenstaart was hem weinig verdachts opgevallen. Typisch; de vos is ook voor de camera een verduiveld sluw dier. En zelfs een zorgeloos vossenjong kan de gemiddelde boswachter nog een en ander bijbrengen over discretie. 

Discreet was de kerstman anders wel. Hij moest wel. Ze moesten het maar eens merken dat zijn rendieren niet echt konden vliegen. Hij keek toch altijd met enige weemoed terug op zijn onbezorgd vrijgezellenleven. Voor die grote multinational hem had weten te strikken.
Het was nu niet anders, hij zat aan het contract vast. Zolang hij de goegemeente kon doen geloven dat peis en vree nog echte waarden waren, was het einde ervan nog niet meteen in zicht. En dat was misschien het echte probleem. De Kerstman was gewoon erg goed in zijn job en de mensen bleven dan ook geïnspireerd denken dat ze goed bezig waren. De kerstman was zelf zo goed in het vormgeven van zijn jaarfeest dat ook de armen en de onderdrukten oprecht blij waren wanneer hun meerderen plaatsnamen aan de feestdis. Ze zouden applaudisseren bij het zien van de vele geschenken waarmee de rijke kinderen werden overladen, moesten ze er de kracht voor hebben.

Oh nee, daar voel ik het weer komen, een scheut van uiterst cynische gedachten.
Daar hebben jullie natuurlijk maar weinig aan, jullie zijn hier uiteraard alleen voor het verhaal, en de sensatie. En het bloed en de plaatsvervangende schaamte. Door het sluimerend sadisme. Laat ik u dan vooral niet op uw honger zitten, ..., daar zijn andere mensen voor.
Hopla weeral! Sorry.

Nu ben ik plots vergeten hoe het er met die verdwaalde Oostenrijker aan toe ging. Mmh, geen nood die komt ooit nog wel van pas. Ondertussen is er nog steeds onze diep bedroefde moer. En nog steeds als een logische oorzaak daarvan is haar verloren jong niet teruggekeerd. Het zal wel niet zo heel lang meer duren eer de moer over haar droefenis heen is. Maar de schande, die zal ze nog een leven lang met zich meedragen.

Het begon allemaal toen een jaar tevoren een familie konijnen in de buurt kwam wonen. In een voortnacht was het rustige leventje van de vossen danig in de war gestuurd. De oudere jongen die toen nog bij de moer inwoonden hadden er in het begin nog de lol van ingezien. Pas toen ze begonnen te beseffen dat de familie van de vriendelijke en goedlachse buurjongens best wel te vreten was, begonnen de problemen nog maar. De buren lieten ze natuurlijk zo veel mogelijk met rust. Weinig mensen weten eigenlijk waarom dat precies zo is, maar volgens mij is dat slechts een façade. Een soort van dekmantel en slinkse infiltratie. Sociaal gezien waren de vossen namelijk perfect ingeburgerd. Betere buren kan men zich niet wensen. Steeds bezorgd om het welzijn van zijn naasten, altijd in de weer en immer goedgeluimd. Allemaal façade zeg ik u! Natuurlijk zijn ze altijd bezorgd; want natuurlijk willen ze graag weten waar de familieleden en kennissenkring van hun buren te vinden zijn. Natuurlijk zijn ze altijd in de weer; om altijd maar meer vitale informatie los te weken en altijd maar meer lagen van bedrog over het ontvankelijke netvlies van de geviseerden te strooien. En natuurlijk zijn ze altijd goedgeluimd; bij de zichtbare resultaten die hun ijver teweegbrengt in hun provisiekamers.

De toestand van de kerstman was in die zin alles behalve precair. Hij deed het voor de kick. Simpel uitgelegd had hij van zijn hobby zijn beroep weten te maken. Nu ja, hobby. Mensen bedotten deed je natuurlijk niet op dagelijkse, noch op wekelijkse basis. En er was ook nergens een club waarbij je je daarvoor kon aansluiten. Als je het niet te ver zoekt tenminste.

Maar ook de kerstman heeft zo zijn bekommernissen en dit nieuwe seizoen was het niet anders. Ook al bestond zijn job er voor het overgrote deel uit zijn eigen huisstijl naar beste vermogen up to date te houden en de menselijke weerstand poreus en zwak, toch moest hij telkens behoorlijk zijn best doen om ook zijn attributen tip top te houden. Dagelijks moest hij zich bezighouden met het onderhoud van die bij tijden serieus ondermaats geurende rendieren. Hun training was op zijn zachtst gezegd een serieus blok aan het been aan het worden. Het punt was eigenlijk dat die huisstijl en bijhorende attributen niet eens zijn keuze waren, maar de keuze van zijn opdrachtgevers. Meestal durven die opdrachtgevers over de loop van een dergelijke langdurige opdracht al eens veranderen.

Toch trad hij al een hele tijd op in dezelfde kleuren en dat was mogelijks nog het meest het gevolg van zijn eigen doen.
Je kan het vergelijken met de populariteit van een bepaald populair frisdrank merk dat er voor zorgt dat de formule eeuwig ongewijzigd moet blijven, met alle ongewenste gevolgen van dien.
Op een week voor de grote dag, onder u allen bekend als kerstmis, of een vertaling daarvan, was de kerstman druk doende met het optuigen van Herman toen hij werd opgeschrikt door een bont gezelschap dat zich aan een rotvaart tussen de benen van zijn lastdieren door bewoog.

Hij schonk verder geen aandacht aan de merkwaardige luchtverplaatsing en hij ging verder met het inspannen van zijn rendieren.
Toen hij ‘s avonds, al draaide het iets meer naar middernacht, terug thuis kwam waren zijn gedachten inmiddels al helemaal bij alle achterstallige taken die hem nog restten in de aanloop naar het grootse feest. De Kerstman schrok zich dan ook enkele fluogroene haren toen hij zijn knusse woonkamer binnenkwam.
Die had hij in de zomer helemaal opnieuw ingericht volgens de laatste nieuwe trends op het vlak van binnenhuisarchitectuur. Zijn vrienden hadden jaloers op het puntje van hun stoel gezeten en weinig woorden vuilgemaakt aan wat voor hun een niet te evenaren staaltje vakmanschap leek. Met alle kleuren mooi assorti en voorts nogal Scandinavisch. Nee, het zag er echt puik uit. Moest zijn moeder dat zien.

Maar toen hij daar dus zijn woonkamer binnenkwam, met centraal een uiterst knisperend haardvuur en een gezellige fauteuil bedekt met de fijnste berenbont. Toen zag hij tot zijn ontsteltenis dat niet zijn lappenkat zijn zitplaats warm hield, die zat dit keer angstig in een hoekje te blazen, maar twee andere individuen, van bedenkelijk pluimage, elk.

Nu weet ik het weer. Misschien-Fritz was helemaal niet op marmottenoogst in de winter van 1862. Dat jaar had hij zich namelijk ernstig gekwetst toen hij aan het klimmen was naar eieren van steenarend, een delicatesse in die periode. Of was dat toen hij van zijn stelling was gevallen bij het verbouwen van zijn Alpenhut. Hoe het ook zij, Misschien-Fritz was in de onmogelijkheid gesteld zijn marmottenvallen uit te zetten met het pijnlijke gevolg dat hij ook geen marmotten had kunnen vangen dat seizoen. En maar een geluk, want met al zijn gebroken botten zou dat toch maar op een miskleun uitdraaien.
Ook het gerenommeerde pelslabel dat Misschien-Fritz ooit had overgeërfd deelde in de klappen. Sinds die noodlottige winter was zijn marktaandeel in de regio met maar liefst 63 % gedaald en had het plaats moeten ruimen voor de georganiseerde boter- en wijnsmokkelaars. De smokkel vierde sowieso hoogtij.

De vriendelijke booswachter wist er alles van. Hele ladingen hallucinogene paddenstoelen had hij zo aan derden kunnen verpatsen. Die paar jaar dat hij de vriendelijke boswachter was, had hij aardig kunnen bijverdienen op de rug van talloze diersoorten. Wat vele mensen niet weten is dat paddenstoel een afdoend middel is tegen depressie en stress. En sinds de vriendelijke boswachter ‘zijn’ blijde intrede had gedaan waren vele lokale diersoorten noodgedwongen van het goedje gaan houden.

Een vos en een rammelaar. Die zaten in zijn gezellige fauteuil die voorheen steevast bezet en voorverwarmd werd door zijn speciaal daarvoor aangestelde Estse Lappenkat. Hoewel, eigenlijk zat er maar één van beiden echt. De andere, een rammelaar met een nogal verward voorkomen, lag intussen languit voorover op de leuning.
De vos, in feite nog maar een welp, zat rechtop en met grote ogen naar de Kerstman te staren.
De Kerstman, echter, was aardig van zijn melk gebracht en stotterend bracht hij enkele protestkreetjes uit, niet van die oermannelijke zoals je van een kerstman wel zou mogen verwachten, maar eerder nogal ingetogen beginnend met een zweem van meisjesachtig gegiechel om dan over te gaan tot de hulpkreten van een zwangere zeeluipaard die op werpen staat om zich dan uiteindelijk en ten slotte te vermannen zodra hij begrepen had dat zijn jonge gasten aanstoot zouden kunnen nemen. Toen ging hij voluit in de aanval.
“Wie zijn jullie?” bulderde hij.
“Wat doen jullie in mijn huis ?” schreeuwde hij.
“Ga uit mijn zetel!” drong hij aan.
“Hadden de jonge heren graag iets gewenst om te drinken?” wilde hij graag weten.

(WORDT VERVOLGD)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten